Gepubliceerd op 27-09-2018

O

betekenis & definitie

v. (-’s), 15e letter van het alphabet,

— (spr.) het is eene ronde o, ‘t is zoo rond als eene o, ’t is zoo klaar als de dag, ’t is duidelijk en zeker: ‘t is eene ronde o, die tapt die moet borgen, 't is klaar en zeker, dat men de gevolgen zijner handelingen dragen moet;
— ‘t is O P op, of ‘t is een O met een P op, (scherts.) de voorraad van spijs en drank, van geld of andere benoodigdheden is op of verteerd;
— de gezamenlijke namen of woorden in een adres- of woordenboek, die met o beginnen:
— Romeinsch cijfer voor het getal 11;
— in afkortingen :
O. — Oost (windstreek);
O. — oxygenium — zuurstof (scheik.);
o. — onzijdig (spraakk ):
o. a. — onder anderen;
O. A. M. D. O. — omnia ad majorem Dei gloriam — alles ter meerdere eere Gods;
Ob. — obiit — (hij of zij) is overleden
Obl.— obligatie;
Oct.— October;
O. I.— OostIndië;
o. i.— onzes inziens;
O. I. L.— Oostindisch Leger;
0. L.— oosterlengte;
0. M.— openbaar ministerie;
0. m.— onder meer;
Op.— opus — werk (inz. van een muziekwerk);
Openb.— Openbaring,(van Johannes), een der bijbelboeken;
O. P. N.— ora pro nobis — bidvoor ons;
opm.— opmerking;
0. S.— Oude Stijl — de Juliaansche tijdrekening;
Os.— osmium — zie aldaar;
0. T.— Oude Testament;
0. V.— Oude Verbond;
0. w.— onder wie.

0, tw. uitroep ter uiting van verrukking, bewondering, verwondering, verbazing; van vreugde of voldoening; van smart, verdriet, pijn enz.; van angst, vrees, schrik, bezorgdheid; van verontwaardiging, toorn, gemelijkheid, ontevredenheid, ongeduld; van begeerte of wensch, die nadruk geeft aan eene opwekking of aanmaning, aan een verzoek of verlangen, enz.; van goedaardige scherts, lichten spot, speelsche ondeugendheid, schertsende opgetogenheid ; van wezenlijke of schijnbare onverschilligheid; van terechtwijzing van zichzelven, bij eene plotseling invallende gedachte, bij de herinnering aan iets dat men vergeten had; van gevoel, die nadruk geeft aan eene bewering of verzekering; meestal slechts dienende tot versterking;
— vooral als versterking verbonden met andere uitroepen, of als zoodanig gebezigde uitdrukkingen, als : b. v. o foei ! o wee ! o God ! o grut! o Jezus ! o jee ! o jemenie ! o jakkes ! o ja! o neen !
—, uitroep om meer nadruk bij het spreken te geven, vooral in het gebed en bij dichters gebruikelijk: o groote God! zij ons genadig; Wat zwoegt ge, o Mensch ! naar goud of eer ?;
— dikwijls gevolgd door een verkorten elliptischen volzin, een uitroep behelzende, die de oorzaak van het gevoel van verwondering, verbazing enz. aanduidt: o benijdenswaardig genot der zekere wetenschap !; o die slimme vleister !; o die Blauwbaard, die verschrikkelijke, die gruwelijke, die heerlijke Blauwbaard!;
— soms met een 4en nv. verbonden: o mij, wat zal ik dan vaak bij u komen;
— (als substantief), o. (-’s): eene preek met veel o’s en ach’s en wee’s.