Gepubliceerd op 27-09-2018

Noemen

betekenis & definitie

(noemde, heeft genoemd), een naam geven : een kind naar zijn vader noemen; hem noem ik braaf, die...; God noemde het uitspansel hemel; ik noem hem mijn vriend;

— een naam uitspreken : heeft hij mij ook genoemd ?; man en paard noemen, nauwkeurig den naam zeggen van wien iets betreft;
— iem. zijn zegsman noemen, den naam zeggen van hem die ons iets heeft meegedeeld;
— de dingen, bij hun naam noemen, ronduit zeggen hoe men over iets denkt;
— (praegn.) met lof, met eere den naam uitspreken van : waar de helden van het voorgeslacht worden herdacht, daar mag ook hij genoemd worden;
— bestempelen, betitelen: in dat stuk wordt hij graaf genoemd, hem de titel van graaf gegeven.