Gepubliceerd op 27-09-2018

Mosterd

betekenis & definitie

Mosterd (voorheen ook MOSTAARD), m. (plantk.) zwarte, bruine mosterd, eene soort van kool, (zie dit woord); gemalen en met azijn en water gemengd mosterdzaad, dat bij sommige spijzen genuttigd wordt;

wilde mosterd, gemeene boerenkers, van wier zaden men in Duitschland eene soort van mosterd maakt;
— (spr.) iem. door den mosterd halen, hem over den hekel halen, hem verwijtingen doen;
— dat is dure mosterd, dure waar;
— dan zou je ook van den mosterd eten, dat zou je geld kosten!;
— dat riekt naar den mosterd, dat zal veel kosten;
— hij heeft er mosterd aan gegeten, hij heeft het te duur gekocht;
— mosterd na den maaltijd, te laat;
— zoo fijn als gemalen mosterd, zeer fijn;
— hij weet waar Abraham den mosterd haalt, hij is op de hoogte van wat niet ieder weet;
— (Zuidn.) het is beter hesp (ham) zonder mosterd, dan mosterd zonder hesp, van twee kwaden moet men de kleinste kiezen.