BOERENKERS, v. plantengeslacht (thlaspi) tot de hauwtjesdragende kruisbloemigen behoorende, waarvan hier te lande drie soorten in ‘t wild groeien de gemeene boerenkers (thlaspi arvense), algemeen als onkruid in kleiachtig bouwland en in moestuinen voorkomende, gewoonlijk boerenmosterd, wilde mosterd, witte krodde, lepeltjeskruid en taschjeskruid geheeten; verder de doorgewassen en de alpenboerenkers; ook benaming voor de veldkers (lepidium campestre)
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk