Gepubliceerd op 19-09-2018

Mankeeren

betekenis & definitie

MANKEEREN, (mankeerde, heeft gemankeerd), missen, in gebreke blijven: dat kan niet mankeeren; komt gij ook ? ja, zonder mankeeren;

den trein mankeeren, missen, niet op tijd geweest zijn om mee te kunnen gaan;
— nalatig zijn deze firma mankeert, staakt hare betalingen;
— heb ik u in iets gemankeerd ?, heb ik iets gedaan, dat uwe ontevredenheid opwekt ?;
— ontbreken, niet voorhanden zijn, te kort komen er mankeeren nog een paor centen; dat mankeerde er nog maar aanV, aan het werk mankeert één deel;
— schelen: wat mankeert hem ?; wat mankeer je toch dat ge zoo gek doet ?;
— hij i$ mankeerende, ongesteld.

< >