Gepubliceerd op 19-09-2018

La

betekenis & definitie

1. LA, tw. als uiting van vroolijkheid;

— (ook) klank, dien men laat hooren, wanneer men een wijsje zingt zonder de woorden;
— la la, zoo zoo, het houdt niet over, niet al te best: kent hij zijn ambacht ? nu, dat is maar la la; hoe gaat het ? och, zoo zoo, la la.
2. LA, v. muzieknoot, de zesde lettergreep in de solmisatie van Guido van Arezzo, overeenkomende met den toon, welke tegenwoordig a wordt geheeten.
3. LA, v. (verkorting van) lade: haal het geld maar uit de la. LAATJE, o. (-s), kleine la;
— (fig.) aan het laatje zitten, de beschikking over het geld hebben, (soms ook) in de gelegenheid zijn, zichzelf te bevoordeelen.