Gepubliceerd op 13-09-2018

Koper

betekenis & definitie

KOPER, o. het bekende roodachtig bruine metaal met een s. g. van 8.9, zeer rekbaar en weeker dan smeedijzer;

roodkoper bestaat uit 85 deelen koper en 15 deelen zink; het wordt veel tot sieraden gebezigd; in dunne plaatjes uitgeslagen, levert het onecht bladgoud of, tot poeder gewreven, de goudverf, die bij het bronzen gebruikt wordt;
— geelkoper: eene samensmelting van 71 deelen koper en 29 deelen zink; het wordt gebruikt tot het vervaardigen van natuurkundige instrumenten, raderwerk van uurwerken, spelden enz.; in koper snijden, graveeren, zie graveeren;
— koperwerk de meid gaat het koper schuren;
koperen geldstukken: er is bijna niets dan koper in het zakje;
— de koperen instrumenten in een orkest; het koper klonk valsch.