Gepubliceerd op 06-09-2018

Gezind

betekenis & definitie

GEZIND, bn. eene bepaalde denkwijze hebbende, in eene zekere stemming verkeerende wel slecht, goed, niet al te best gezind zijn; hij is geheel anders gezind dan zijn vader, heeft heel andere denkbeelden en neigingen; hij is Roomschgezind, behoort tot de Katholieken; zij zijn koningsgezind, republikeinschgezind, zijn aanhangers van den koning, van de republiek; zij waren elkander vijandig gezind, koesterden vijandige gevoelens voor elkander;

— neiging, lust tot iets hebbende ik was niet tot lachen gezind; zij zijn tot het goede gezind,
— bereid tot: hij is niet gezind mij voort te helpen; ik ben niet gezind zooveel geld te verspillen om niets;
— tot iemand genegen, gunstig jegens hem gestemd; hij is mij niet gezind;
— van zins, van voornemen wat is hij gezind te doen ?; hij is niet gezind te betalen.

< >