Gepubliceerd op 06-09-2018

Gezindheid

betekenis & definitie

GEZINDHEID, v. (...heden), gemoedsgesteldheid, denkwijze, stemming zijne edele gezindheid; hieruit bleek hunne vijandige gezindheid;

— geneigdheid, doorgaande neiging: ik ben overtuigd van uw goede gezindheid te mijwaart; het komt niet slechts aan op onze daden, maar ook op onze gezindheden;
— geloofsovertuiging iemand van de Roomsche gezindheid; de getuige doet hierna, naar de wijze zijner godsdienstige gezindheid, den eed of de belofte;
— (verouderend) gezindte.