GEZAPIG, bn. bw. (-er, -st), (Zuidn.) zacht en stil, zonder haast of geweld, gematigd, bezadigd: een gezapig mensch; hij is gezapig in al wat hij doet; een gezapige regen, een zachte regen; gezapig werken, kalm aan. GEZAPIGHEID, v.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk