DOORDRINGEND, bn. (-er, -st), eene doordringende koude, die door alles heendringt, scherp gevoeld wordt, snijdend;
— eene doordringende stem, schel klinkend;
— een doordringend verstand, scherp, de zaken tot op den grond doorziende. DOORDRINGENDHEID, v. doordringend vermogen; (nat.) de doordringendheid van het kwik.