Gepubliceerd op 24-02-2020

Bout

betekenis & definitie

Het begrip bout heeft 3 verschillende betekenissen:

1. bout - BOUT, m. (-en), ijzeren of houten staaf zonder punt en met of zonder kop dienende om platen, planken tegen elkaar te bevestigen: spant- of koppel-, klink-, schroef-, spijl-, splitbouten enz.;
— blinde bouten, waarvan alleen het achtereinde zichtbaar is; bout met eene borst; een bout met moer;
— schroefpen;
— pin;
— (gemeenz.) koperen bout, politieagent (te Amsterdam);
— ijzeren, van een kalkoen voorziene staaf, door loodgieters gebruikt om mede te soldeeren: soldeerbout;
— strijkbout, gloeiend gemaakt stuk metaal dat in een strijkijzer gelegd wordt; (ook) het geheele strijkijzer; (ook) de uit één stuk gegoten strijkijzers;
— grendel;
— nagel;
— klos van een kantkussen;
— (fig.) den bout op den kop krijgen, met schande afgescheept worden, (ook) voor anderen het gelag betalen, de schuld van iets krijgen, het op zijn brood krijgen;
— (Zuidn.) korte, dikke, zware houten staaf, van boven van een vlak hoornen dopje voorzien, waarmede naar den gaai geschoten wordt; onderscheiden van de lange, lichte, scherpe pijlen van den handboog. BOUTJE, o. (-s).

2. bout - BOUT, m. (-en), voor- of achtervierendeel van een rund, een kalf, een schaap enz.; een billetje of dijtje van gevogelte enz., ook een geheele eendvogel die opgegeten zal worden; een schapebout, kalfsbout, lamsbout, eendebout;
— dat is een lekker boutje voor hem, dat is een lekker hapje voor hem, daaraan heeft hij wat te doen;
— (gemeenz.) een lekker boutje, eene mollige vrouw;
— mijn boutje, mijn liefje, ook tegen kinderen gezegd, vgl. schattebout;
— een boutje, koloniaal-recruut, nieuw aangekomene voor het Indische leger;
— zie toe, dat u de bouten niet kwalijk bekomen, dat ge geene nadeelige gevolgen ervan ondervindt;
— (fig.) iem. in de bouten pakken, hem, haar stevig omhelzen;
— (w. g.) weder op de bouten komen, op de been komen, herstellen. BOUTJE, o. (-s).

3. bout - BOUT, m. (-en), (gew.) hooger gelegen bouwgrond bij een dorp;
— bout van een dijk, stuk dat van een ouden dijk is blijven staan.