Gepubliceerd op 31-08-2018

APPEL

betekenis & definitie

m. (-S, -en), vrucht van den appelboom (Pirus malus) in tallooze verscheidenheden: zoete, zure appelen;

— de boom zelf appels enten;
— (spr.) een appeltje voor den dorst, iets (vooral geld) dat men bewaart om het in tijd van nood te gebruiken;
— door den zuren appel bijten, een zuren appel doorbijten, iets onaangenaams uitvoeren, doorstaan (meestal met het bijdenkbeeld, dat men zoodoende tot iets goeds komt);
— een appeltje met iem. te schillen hebben, eene netelige zaak met hem moeten behandelen, hem moeten onderhouden over iets dat hem niet aangenaam kan zijn, de les moeten lezen;
— iets voor een appel en een ei verkoopen, zeer goedkoop, bijna om niet;
— den (gouden) appel wegdragen, winnen, als de schoonste erkend worden (aan de Gr. myth. ontleend);
— (bijb.) gouden appelen op zilveren schalen, schoone gedachten in schoone woorden uitgedrukt;
— (scherts.) een schip met zure appélen, eene opkomende zware regen- of hagelbui;
— de appel valt niet ver van den stam, kinderen aarden gewoonlijk naar hunne ouders;
— een rotte appel in de mand maakt al het gave fruit te schand, een slecht persoon strekt ’t heele gezelschap tot oneer, (ook) 't kwaad is aanstekelijk;
— gezien zijn als een rotte appel bij een groenvrouw, geminacht worden;
— wie zijn lijf bewaart, bevaart geen rotten appel, men moet op zijne gezondheid passen;
— (bijb.) de appel van Sodom en de druiventros van Gomorra, een beet in asch en een teug nectar van giftige adders;
— de appel van het oog, de ronde opening in hel. regenboogvlies, die zich als eene zwarte vlek voordoet (ook wol het regenboogvlies zelf en de geheele oogbol);
— iets bewaren, schatten, liefhebben als den appel zijner oogen, als het dierbaarste wat men heeft; (ook) dit kind is de appel zijner oogen:
— de appel van een zwaard, ronde knop boven aan het gevest;
— kenteeken, zinnebeeld van ’t vorstelijk gezag (zie RIJKSAPPEL):
— bolvormige versiering op de spits van een toren;
— (in sommige samenst.) vruchten, gewassen, enz. die in vorm min of meer met den appel overeenkomen, (vgl. aardappel, doornappel, galappel, oranjeappel, pijnappel e. a.). .