Gepubliceerd op 31-08-2018

AFSLUITING

betekenis & definitie

v. de daad van afsluiten de afsluiting van eene kamer, van een terrein, van een water, van den stoom, van eene rekening, van een koopmansboek, van een dienstjaar;

— het zich afsluiten: de afsluiting van de wereld maakt het hart niet beter;
—, (-en), iets dat dient om eene ruimte van de aangrenzende ruimte of twee voorwerpen van elkander af te sluiten; het voorwerp dat de sluiting uitmaakt en den uitgang of toegang belet: eene schutting, een ringmuur, een wal, een hek, een traliewerk en dergelijke afsluitingen;
— (in’t bijz. in den waterst.) een dijk, dam of kade waarmede een water wordt afgesloten;
— (orgelm.) eene klep in een orgel om den wind af te sluiten, dien te beletten in de pijpen te dringen en deze te doen spreken. Afsluitinkje, o. (-s).