Gepubliceerd op 02-12-2018

Terrein

betekenis & definitie

Terrein - o. (-en), stuk grond ; een open terrein, waarvan het uitzicht niet belemmerd is;

— een bedekt terrein, waarvan het uitzicht beperkt is door bebouwing of beplanting, door bosschen enz.;
— een bebouwd, een onbebouwd terrein, waarop al of niet gebouwen staan;
— bouwterrein te koop, grond om bebouwd te worden;
— (fig.) gebied : kom niet op mijn terrein, bemoei u niet met mijn vak of met hetgeen aan mij is opgedragen;
— hier komen wij op geheel ander terrein, op een geheel ander gebied;
— iem. het terrein betwisten, zich dapper verweren;
— het terrein der wetenschap, het gebied. TERREINTJE, o. (-s).