Gepubliceerd op 30-08-2018

Abraham

betekenis & definitie

ABRAHAM, ABRAM, m. hij rust aan Abrahams borst, zit in Abrahams schoot, hij heeft een rustig, aangenaam leven, heeft eene kostelijke plaats, is zonder zorg, is buiten schot;

— hij speelt Abrammetje, hij tracht zich te redden door de halve waarheid te zeggen;
— hij heeft Abram gezien, hij is aL 50 jaar oud; (ook) hij is gestorven;
— (spr.) hij weet waar Abram den mosterd haalt, hij is op de hoogte, weet er alles van.