Gepubliceerd op 24-02-2020

Borst

betekenis & definitie

Het begrip borst heeft 2 verschillende betekenissen:

1. borst - BORST, v. (-en), voorste min of meer gewelfde deel van het menschelijk lichaam tusschen hals en middelrif eene platte, eene ronde, breede borst hebben; met een ridderkruis op de borst; eene ongedekte borst; de worstelaars stonden borst tegen borst; tot aan de borst in het water staan; aan iemands borst uitrusten, liggen;
— zich op (voor) de borst slaan (kloppen), (van smart, berouw enz.);
— iem. het pistool, den degen op de borst zetten, (fig.) iem. het mes op de keel zetten;
— iem. in de borst grijpen, beetpakken;
— voor de borst gemeten, (van boomen) op de hoogte van de borst van hem die ervoor staat, gemeten;

het daaraan beantwoordende deel van een dierlijk lichaam, boven de voorpooten; elk der beide vooruitstekende deelen van de borst: een paard met mooie, breede borsten, ook boegen genoemd, vgl. leeuwen-, geite-, kippe(ook bij personen), haviksborst; eene gebraden borst; eene kalfsborst; eene gerookte borst, gew. ook jodenspek genoemd; vgl. naborst;
— borstkas; de longen, ademhalingswerktuigen: eene zwakke, slechte borst hebben;
— het op de borst hebben, (Zuidn.) op de borst gepakt zijn, verkouden zijn; (ook) aan eene borstziekte lijden;
— vol op de borst zijn, sterke slijmafscheiding in de luchtpijp; eene bezetting op de borst hebben;
— de borst onderzoeken, op de borst kloppen, een onderzoek naar de longen enz. instellen;
— uit de borst zingen, met de borststem;
— (van kleine kinderen), de tanden op de borst hebben, hoesten bij het tandenkrijgen;
— helder, vrij uit de borst zingen, spreken, luide, duidelijk zingen, ronduit spreken;
— uit volle borst, luide, met volle instemming;
— flink van de borst spreken, rond voor zijne meening uitkomen;


(dicht.) hart, gemoed met onbeklemde, met diepgeroerde borst;
— de ronde vleezige deelen op de borst, die in een tepel eindigen, inz. bij vrouwen (ook bij apen en vleermuizen), waarin de moedermelk zich afscheidt: eene vrouw met zware borsten, hangende borsten; borsten zoo plat als een pannekoek;
— een kind de borst geven, aan de borst leggen, het laten zuigen;
— *t kind is aan de borst, wordt gezoogd;
— het kind is van de borst, gespeend;
— eene zwerende borst, waarin de moedermelk geklonterd is en nu verettert;
— iets aan zijn moeders borst ingezogen hebben, het met de moedermelk ingezogen hebben;
— dat stuit (ook is) mij tegen de borst, daar heb ik een afkeer van, dat mishaagt mij;
— nog heel wat voor de borst hebben, voor den boeg, te wachten hebben;
— zich met de borst op iets toeleggen, iets vlijtig beoefenen;
— eene hooge borst hebben, zetten, ook de borst hoog dragen, hoogmoedig zijn, zich trots gedragen;
— de borst tegen iets dicht trekken, (van een paard) met groote moeite en inspanning een zwaren last trekken, (gew.) ook van personen gezegd, wanneer men ziet dat alle hulp, ondersteuning bij een ander niets helpt;
— ;


gedeelte van een kleedingstuk dat de borst bedekt: die jurk is in de borst te nauw;
— eene sluiting (van eene jas) met dubbele borst, met over elkander slaande borststukken;
— eene geplooide borst, (in een overhemd);
— (Zuidn.) overhemd;
— eene witte borst hebben, (scherts.) van iem gezegd, wiens vest wijd open is, waardoor zijn overhemd bijna geheel zichtbaar is;
— de holte of ruimte tusschen de borst en het bedekkende kleedingstuk; borstzak;
— (zeew.) (w. g.) de vooruitstekende deelen van eenig voorwerp; boeg; inkeping, groef;
— verdikking, verhooging van eenig voorwerp, (meestal wordt het gedeelte van de verdikking dat op of tegen iets rust, borst (boven- en onderborst) genoemd), waardoor een ander niet van de bepaalde plaats kan schuiven, inz. de borst van den haan van een geweer, van den loop, van de slotplaat; vgl. borstbout;
— de borst van eene pen in het slot, het omgeklonken deel;
— dat gedeelte waarop iets rust of draait inz. bij scharnieren;
— (bij houtverbindingen) het vlak zoo breed als de inkeping (of inzaging) diep is, ontstaan bij het maken van eene pen aan een regel, (paal of karbeel, ook aan weerszijden van de messing van eene plank) welke in een stijl bevestigd wordt; de borsten sluiten tegen den stijl en beletten het te ver inschieten der pen enz. (meestal is er aan beide zijden der pen eene borst, doch bij eene hoekverbinding heeft men slechts ééne); de borsten der palen worden horizontaal bewerkt;
— schuine, rechte borsten, waarbij de in keping scherp- of rechthoekig is;
— afwaterende borsten, (bij buitenwerken) met stomphoekige inkeping, zoodat de regen niet kan inwateren;
— het gebogen gedeelte eener flesch tusschen hals en buik, Borstje, o. (-s).

2. borst - BORST, m. (-en), jonkman een jonge borst;
— een flinke borst, een stevig jonkman; vgl. adelborst