m. en v. (-en),
1. buitenlander, buitenlandse man of vrouw : er zijn veel vreemdelingen in de stad ;
hij is een vreemdeling in zijn eigen land, kent zijn land niet; — in jurid. zin (in Nederl.) iem. die geen Nederlander of Nederlands onderdaan is ; — zegsw.: een vreemdeling in Jeruzalem zijn, zie Jeruzalem;
2. persoon die ergens niet bekend is; — onbekende;
3. persoon die op enig terrein niet thuis is : hij is geen vreemdeling in deze kunst; —
gew. ben. voor de ortolaan.