v. (-en).
1. het voordragen ;
2. wijze van voordragen: een goede, schone voordracht hebben ; de mondelinge voordracht;
3. gelegenheid dat men iets voordraagt en ook hetgeen men voordraagt, spreekt, opzegt of voorleest: een voordracht houden-, voordrachten van buiten leren; voordracht voor één heer en twee dames, waarin één heer en twee dames optreden ;
4. officiële aanbevelingslijst van candidaten voor een benoeming waaruit een keuze moet worden gedaan : als nummer één op de voordracht staan ; de voordracht opmaken, inzenden.
VOORDRACHTJE, o. (-s).