v. (-n),
1. schone vrouw of meisje; ook, min of meer iron., meisje of vrouw in ’t alg., zonder het begrip van schoonheid: een schone, zo mager als een brandhout, hield hem omvat.
2. (Zuidn.) schone-bij-dage, een sierplant, de purperwinde (Ipomaea purpurea); ook de driekleurige winde (Convolvulus tricolor); schone-bij-nachte, nachtschone (Mirabilis jalapa).