1. bepaling-aank. vnw. (o. van degene), datgene wat: hetgeen gij ziet is het park van het kasteel; ik blijf bij hetgeen ik gezegd heb;
2. betr. vnw., hetwelk, thans meestal als samenvatting van een voorafgaande uitspraak of gedachte : vijf gulden of twee rijksdaalders, hetgeen op hetzelfde neerkomt; — zonder antecedent : hij kon niet onbewogen blijven bij hetgeen hij door zag gebeuren.