Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vals

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -t of meest—),

1. in strijd met de werkelijkheid of de waarheid; onwaar, onjuist: hij zou schreeuwen dat het vals was (v. Looy): de valse leer; — (Zuidn.) iem. vals maken, hem heten liegen ; — (wisk.) valse positie, methode volgens welke men de waarde van een onbekende grootheid, hetzij volkomen, hetzij bij benadering nauwkeurig, bepaalt, door versch. waarden daarvoor te onderstellen en daarna te onderzoeken hoeveel de uitkomsten daarbij verschillen met de gegevens van het vraagstuk ; — als bw.: een schets van de Nederlandse toestanden, zo scherp en vals gekleurd als ze gedacht kan worden ;
2. in strijd met de regels of de normen, niet zo als het zijn moet, niet correct, niet behoorlijk, foutief, verkeerd: een valse uitspraak van het Frans : het valse, idealiserende beeld der oude Germanen van Duitse makelij; — (gall.) m. betr. t. een stap, een beweging, verkeerd, in een verkeerde richting : een valse beweging : — (herald.) gezegd van wapens waarin gezondigd is tegen de heraldieke regels, zonder bepaald doel; — valse analogie, analogie waarbij vormen door associatie gemaakt worden, die afwijken van het gewone spraakgebruik ; — vals licht, a. m. betr. t. een schilderij of tekening: verkeerd aangebracht licht of belichting, meestal fig.: het valse licht van dit schijn-idealisme ; iets in een vals (dag)licht plaatsen of stellen, iets verkeerd voorstellen ; b. onvolkomen, niet geheel zuiver licht, b.v. soort halflicht van de zon die achter een wolk zit, of daglicht en kunstlicht die niet van dezelfde kant komen; een valse plooi of vouw, die er niet hoort; — (kaartsp., Zuidn.) een valse derder, vierder. drie, resp. vier kaarten die eigenlijk volgens de wetten van het spel geen bep. waarde of eenheid vertegenwoordigen, maar die toch als misleiding door een van de spelers worden getoond ; — als bw., ten onrechte : een Lutheraan mits hij het met Luther houde en anders draagt hij zijn naam vals (Kuyper); — (jag.) vals staan, het spoor bijster zijn;
3. (muz.) onzuiver, niet harmonisch, uit de toon: een valse piano, toon, snaar ; — als bw. : vals zingen ; het klonk zo verschrikkelijk vals ; (zegsw.) zo vals zingen als een kraai (Zuidn. kat of kater);
4. met een bedrieglijk oogmerk, niet eerlijk, niet oprecht: valse getuigen ; een valse bliksem was hij; een valse speler, iemand die vals speelt; — (van het karakter, uiterlijk enz.) van valsheid getuigend: met dat valse gezicht dat hij heeft, zei hij, dat hij altijd van mij zou houden ; — vals alarm, opzettelijk gemaakt loos alarm : een valse eed ; een valse uiterlijke schijn ; — een valse naam, naam die men ten onrechte, met een bedrieglijk oogmerk voert: — valse maten en gewichten, die te veel of te weinig inhouden of wegen ; — valse sleutels, alle tot opening van het slot niet bestemde werktuigen (W. v. Strafr., a. 90); —valse dobbelstenen, die zó zijn gemaakt dat ze bij elke worp een bep. aantal ogen aanwijzen ; —valse vlag, met een bedrieglijk opzet, ten onrechte gevoerde vlag van een vreemde natie; — bw.: vals spelen;
5. (zonder directe gedachte aan een bedrieglijke bedoeling) waar niet op te rekenen valt, onbetrouwbaar, trouweloos, verraderlijk : die hond is een verdomd vals beest; — valse hoop. waarbij men bedrogen uitkomt; — een valse kat, (eig.) die schijnbaar zonder reden de nagels uitsteekt wanneer men met haar speelt; (zegsw.) zo vals als een kat, in hoge mate vals; (oneig.) onbetrouwbaar vrouwspersoon ;
6. (veroud.) kwaad gezind: een zwarte dame wordt haar vals (Van Zeggelen);
7. (niet alg.) boos, kwaad, nijdig : vals om iets worden; Henk was jaloers en vals, daar Bas toch ten slotte nog meer hadgewonnen ; — bw.: iem. vals aankijken ;
8. nagemaakt of vervalst met een bedrieglijk oogmerk: vals geld; een valse Vermeer van Van Meegeren ; tijdens de bezetting had hij zich een vals persoonsbewijs aan laten meten ; vals goud-; valse munt; een valse gulden ; — valse wissel, wissel, betaalbaar aan een niet bestaand adres of die enige andere opgave bevat die hem waardeloos maakt;
9. zonder bedrieglijke bedoeling nagemaakt ter vervanging van het originele product. kunstmatig, onecht: vals haar ; valse gebitten ; valse tanden : een valse baard; een valse robijn;
10. wat de schijn heeft datgene te zijn wat wordt uitgedrukt door het zn. waarmee vals meestal attrib. is verbonden : schijnbaar, onecht, pseudo-: valse profeten ; valse tranen ; valse koers, richting die men aanneemt om de vijand te misleiden en hem zodoende te ontkomen; — valse bescheidenheid: valse schaamte, ongegronde schaamte ; — als bijw. bep.: hij was niet vals bescheiden;
11. (inz. in vaktaal) in uiterlijk gelijkend op iets anders, doch de functie en eigenschappen, bruikbaarheid enz. daarvan missend: valse ribben, de onderste ribben die niet aan het borstbeen verbonden zijn : — vals gewricht, schijnbaar gewricht dat ontstaat doordat bij slecht genezen beenbreuk de stukken bot soms ten opzichte van elkaar beweeglijk blijven; —valse honger, hongergevoel dat niet berust op behoefte aan voedsel; — valse pokken, waterpokken ; valse trek, in een kachel, gezegd wanneer de lucht op een ondoelmatige manier wordt aangevoerd; — valse naad, (bij houtwerk) voeg die aan de binnenkant wijder is dan aan de buitenkant ; (ontleedk.) gladde, niet getande naad; — (inz. plantk.) valse aar; valse kern van hout, kleurkern, natuurlijke impregnatie van beukenhout: valse meeldraden ; valse vrucht.