v.,
1. wezenlijkheid, realiteit: men mag niet uit de mogelijkheid ener zaak tot de werkelijkheid besluiten; — in werkelijkheid, inderdaad, in feite ; — het wezenlijk zijn of zo-zijn : de werkelijkheid zijner dromen ; dat is geen werkelijkheid;
2. dat wat werkelijk is : dat is in strijd met de werkelijkheid ; tot de werkelijkheid terugkeren ; rekening houden met de werkelijkheid, met de toestanden zoals zij inderdaad zijn.