Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

STEIGER

betekenis & definitie

m. (-s),

1. (gew.) trap, bordes;
2. houten samenstel dat tijdelijk opgericht wordt bij het bouwen of herstellen van huizen: een steiger oprichten, afbreken; een vliegende steiger, soort van steiger, door huisschilders veel gebruikt, die aan de dakgoot opgehangen wordt en daarlangs voortbewogen kan worden;
3. houten getimmerte langs een oever, dat tot aanlegplaats dient voor vaartuigen.