Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Oprichten

betekenis & definitie

(richtte op, heeft opgericht),

1. in de hoogte heffen, overeind zetten: een paal, de mast oprichten ; — iem. oprichten, helpen op te staan, (fig.) steunen, moed ge\en, troosten; — zich in het bed oprichten, gaan zitten : — zich in zijn volle lengte oprichten, gaan staan; (ook) met opgerichten hoofde voor iem. staan ;
2. (meetk.) doen uitgaan uit een punt in een lijn gelegen (in tegenst. met neerlaten, uit een punt naar een lijn): een loodlijn oprichten ;
3. bouwen, als bouwwerk omhoog doen rijzen: een gedenksteen, een gebouw oprichten ; een standbeeld voor iem. oprichten ;
4. (oneig.) (van instellingen enz.) vestigen, stichten: een genootschap, vereniging oprichten.