v. (-’s),
1. als teken 16de letter, als klank 13de der medeklinkers van ons alfabet; — (zegsw.) het is behoorlijk in de P, in orde ; wat is hij in de P, wat is hij prachtig, mooi aangekleed; hij heeft de P (pest) in, hij heeft gruwelijk het land; in de P zitten, in de penurie (benauwdheid) zitten; ik heb hem een P geschreven, ik heb hem opgegeven, ik reken hem verloren; schrijf daar gerust een P voor, beschouw dat maar als verloren, dat ben je kwijt; — (gew. in het Oosten) daar wil ik je wel een P voor zetten, dat verzeker ik je; — het is een raadsheer met een P, het is een praatsheer, maar aan zijn raad heeft men niet veel; — (stud.) zo'n P (ploert, proleet), iem. die niet tot de studentenwereld behoort, philister;
2. de gezamenlijke namen of woorden in een alfabetisch gerangschikt boek, kaartsysteem enz., die met een p beginnen;
3. Romeins cijfer voor het getal 400;
4. (op nummerborden van Nederl. motorvoertuigen) Limburg.