p. — 1. (muz.) piano, zacht; 2. pagina, bladzijde.
P. — 1. Pater, vader (vooral voor priesters uit een kloosterorde); (ook) Patres, vaderen;
2. Papa, paus;
3. (in inscripties) Patriae, des vaderlands ;
4. Pius, vrome;
5. Pontifex, opperpriester ;
6. Populus, volk;
7. (in bestekken en op bouwkundige tekeningen) peil;
8. (op wissels) protest bij non-acceptatie of non-betaling;
9. (in natuurkundige formules) de versnelling van een vrij vallend lichaam;
10. (in statistische formules) kracht of gewicht;
11. (scheik.) phosphorus;
12. (op verkeersborden) parkeren;
13. (in bibliografische opgaven) pars, deel.
P. of Pl. — plaat.
po — primo, ten eerste; op de eerste dag van de maand.
P. A. — (—Lat.) Post Annum, na een jaar.
p. a. — 1. per adres (op brieven);
2. par ami of amie, door middel van een vriend of vriendin (op adressen);
3. propriété assurée, verzekerd eigendom.
p. aeq. — (Lat.) partibus aequalibus, met of in gelijke delen.
pag. — pagina. par. — paragraaf. Pb — (scheik.) plumbum, lood.
p. c. — 1. (Fr.) par couvert, ingesloten, onder omslag (van brieven);
2. (Fr.) pour condoléance, tot rouwbeklag (op visitekaartjes).
P.C. — 1. (Lat.) Patres Cojiscripti, beschreven vaderen ;
2. Permanente Commissie;
3. (op telegrammen) pour connaissance, kennisgeving ontvangst.
pct. — percent, ten honderd.
P.D. — Pro Deo, om Godswil, om niet, gratis.
Pd — (scheik.) palladium. pd. — pond. p. d. — 1. per dag;
2. per doos.
p. e. of p. ex. — (Fr.) par exemple, bijvoorbeeld.
P. E. N. — 1. Penclub;
2. Provinciaal Electriciteitsnet.
Penn. — penningmeester. perf. — (spraakk.) perfectum, verleden tijd.
pers. — persoon ; persoonlijk. p. expr. — per expressum, par expresse, met een bijzondere bode.
p. f. — 1. par faveur, uit gunst (op ingesloten brieven);
2. pour féliciter, tot gelukwensing (op visitekaartjes).
p F — picofarad (farad = eenheid van magnetisme; pico = billioenstedeel).
pf. — (muz.) poco forte, een weinig sterk.
Pf . — Pfennig. p. f. v. — pour faire visite, om een bezoek af te leggen (op visitekaartjes).
p.g. — partijgenoot. P. G. — Protestantse Godsdienst. P H. — (nationaliteitsteken van vliegtuigen voor: Nederland).
Phil. Dr. — Philosophiae Doctor, doctor in de wijsbegeerte (academische graad).
p. j. — per jaar. pk — paardekracht. pkh — paardekracht-uur. pl. — 1. pluralis, meervoud;
2. plaats.
p. m. — 1. (Lat.) piae memoriae, zaliger gedachtenis;
2. (Lat.) pro memoria, om niet te vergeten, ter herinnering;
3. plus minus, min of meer, zo ongeveer;
4. pro of per mille, pour mille (‰), per duizend;
5. (bij tijdaanduidingen) post meridiem, na de middag.
p.o. — 1. per order, op bevel, op last van (wordt op brieven of stukken die men uit naam van een ander schrijft vóór de handtekening geplaatst);
— 2. per omgaande.
p. occ. — per occasionem, par occasion, met of bij (een zich voordoende) gelegenheid.
p. p. — 1. per procurationem, par procuration, bij volmacht, als lasthebbende;
2. (muz.) piu piano, zachter.