Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ons

betekenis & definitie

I. (<Fr.-Lat.) o. (-en),

1. (veroud.) twaalfde deel van een pond, vgl. Once.
2. hectogram = 0,1 kg.

II. 3e en 4e nv. v. d. 1ste pers. mv. v.h. pers. vnw.: zij gaven ons de schuld; je hebt ons niet gezien.

III. bez. vnw. 1ste pers. mv.: ons boek; ons huis; onze broeder; het Onze Vader; — Onze Lieve Beer, God; — Onze Lieve Vrouw, de H. Maagd; — zelfst. het onze, wat van ons is; het onze doen, wat wij kunnen of moeten; — de onzen, onze vrienden, onze landgenoten, ons gezin, lieden die tot onze partij behoren.