Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Dadelijk

betekenis & definitie

I. bn.

1. uit één of meer daden bestaande, zich in daden uitend: iedere dadelijke poging; — feitelijk, werkelijk; — (R.-K.) dadelijke zonde, die wij zelf begaan, door eigen daad, in tegenst. met erfzonde.

2. aanstonds werkend of plaats hebbend, onmiddellijk: dat levert geen dadelijk nut. II. bijw.

1. bepaald, eigenlijk: niet dadelijk mooi, maar toch wel aardig.
2. aanstonds, onmiddellijk: ik zal u dadelijk antwoorden; kom je haast? ja, dadelijk.