Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Blinde

betekenis & definitie

m. en v. (-n), die blind is; — (spr.) hij oordeelt als een blinde over de kleuren, zijn oordeel is vals of verkeerd; — in 't land der blinden is éénoog koning, onder domme mensen wordt hij die iets meer weet dan de anderen, allicht voor zeer kundig gehouden; — hij slaat er naar als een blinde naar het ei, hij raadt er naar, hij oordeelt er zeer dwaas over; — een blinde schiet soms wel eens een kraai, een niet-deskundige kan soms zeer juiste opmerkingen maken; — (whistspel) de 13 kaarten die, wanneer 3 personen in plaats van 4 spelen, door één hunner tegelijk met zijn eigen kaarten bespeeld worden: met een blinde spelen.