Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Afwezendheid

betekenis & definitie

v., de toestand van afwezend te zijn, afwezigheid (in de alg. taal niet gewoon meer): overmorgen keer ik terug; een langere afwezendheid zou opvallen; — (rechtst.) het niet tegenwoordig zijn ter terechtzitting, t.w. van een beklaagde of beschuldigde die in gebreke is gebleven op de hem gedane dagvaarding te verschijnen, of zich door een daartoe aangewezen persoon te laten vertegenwoordigen.

< >