Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Toestand

betekenis & definitie

m. (-en),

1. wijze van zijn, gesteldheid, staat, stand; (van personen) onzekerheid is de pijnlijkste van alle toestanden; de toestand van de zieke is redelijk; in gezegende toestand verkeren, zwanger zijn; in toepassing op de omstandigheden waarin iem. verkeert: de toestand der landarbeiders was weinig rooskleurig; (van zaken) de toestand der verkeerswegen is vrij goed te noemen; storingen in de magnetische toestand, der aarde; (van abstracta) de ongunstige financiële toestand; (niet alg.) de toestand van zaken, de stand van zaken; in een slechte, goede, ontredderde, haveloze toestand verkeren; (in het mv.) omstandigheden: de tegenwoordige Franse toestanden; abnormale toestanden;
2. (pregn.) slechte, verwarde, ongelukkige gesteldheid, staat, omstandigheden: het was me een toestand! een verwarring, ontsteltenis.