Afwezendheid
v., de toestand van afwezend te zijn, afwezigheid (in de alg. taal niet gewoon meer): overmorgen keer ik terug; een langere afwezendheid zou opvallen; — (rechtst.) het niet tegenwoordig zijn ter terechtzitting, t.w. van een beklaagde of beschuldigde die in gebreke is gebleven op de hem gedane dagvaarding te verschijnen, of zich door ee...