bn.,
1. zich elders bevindende, niet tegenwoordig, het tegenovergestelde van aanwezend, aanwezig: maar hij, schoon lang afwezend, vervulde gans uw hart; — (rechtst., bij strafz.) afwezend blijven, in gebreke blijven om op de dagvaarding ter terechtzitting te verschijnen, of zich, in de gevallen bij de wet voorzien, door een advocaat, procureur of gemachtigde te laten vertegenwoordigen;
2. (w. g.) (van zaken) niet aanwezig, niet ter beschikking staande van de persoon van wie sprake is: de kleuren waarmede onze verbeelding ons dat afwezende schildert, zijn schoon en bekoorlijk.