Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Achterste

betekenis & definitie

I.

m., v. en o. (-n), degeen die, hetgeen dat het meest achteraan staat; — (spr.) de voorsten doen, wat de achtersten niet mogen, wie het eerste komt heeft veel voor; de voorsten maken, dat de achtersten niet in de kerk kunnen, dezelfde bet.; — (oneig.) laatste, minste in rang;

II. o.,

1. het achtereinde van enig voorwerp. Dit achterste komt voor in de bw. uitdrukkingen: het achterst, het meest naar achter; — het achterste voor of voren, averechts, verkeerd (eig. en fig.); ook aaneen: achterstevoren;
2. (-n), de achterste delen van het lichaam, de billen: op zijn achterste vallen; (gew.) iem. het hemd krap om het achterste spannen, het uiterste van hem eisen.