Gouden horizon encyclopedie

Dr. B.M. Parker (1959)

Gepubliceerd op 07-10-2024

MIER

betekenis & definitie

De mens leeft in grote groepen bijeen en verdeelt het werk, dat in zo’n groep of gemeenschap gedaan moet worden. In een dorp of stad is de ene man huisarts, de ander landbouwer, een derde bakker, een volgende politie-agent, enz.

Ook dieren leven dikwijls in groepen. Herten trekken rond in kudden, vissen zwemmen in scholen, vogels wonen vaak in kolonies bijeen.

Er zijn echter slechts een paar diersoorten die evenals de mens het te verrichten werk verdelen. Tot die zeldzame soorten behoort ook de mier.

Over de gehele wereld verspreid leven duizenden soorten mieren; slechts een paar ervan staan bij dit artikel afgebeeld.

Mieren behoren tot de groep der insekten. Om de wijze waarop ze samenleven worden ze gerekend tot de sociale insekten. Mieren leven namelijk altijd in groepen of gemeenschappen.

Sommige mierenkolonies zijn groter dan andere, maar altijd bestaat het grootste gedeelte van een koloniebevolking uit werkmieren. Werkmieren zijn vrouwelijke dieren die echter geen eieren leggen. Voor de eieren voor de voortplanting dus zorgen alleen de zg. koninginnen. Gewoonlijk hebben jonge koninginnen en mannetjesmieren vleugels. Nadat ze bevrucht zijn, verliezen de koninginnen die vleugels, terwijl de mannetjes sterven. Sommige werkmieren verzamelen voedsel; andere zorgen voor het ‘huishouden’ en verzorgen de koningin en de jonge mieren; weer andere verdedigen de kolonie tegen aanvallers.

Die ‘soldaten’ zijn vaak groter dan de overige mieren en hebben sterker ontwikkelde kaken. Een mierenkolonie is meestal gemakkelijk te herkennen aan een ‘mierenhoop’. Om ondergronds woonruimte te maken, sjouwen werkmieren namelijk grote hoeveelheden zand naar de oppervlakte. Niet alle mieren echter leven onder het aardoppervlak. De timmermansmier bijvoorbeeld woont in dood hout; andere miersoorten, zoals de faraomier, slaan hun tenten op in onze woningen.

De levensgeschiedenis van een mier bestaat uit vier perioden. De eerste is die van het ei; de tweede die van een kleine, wormachtige larf; de derde die van de pop waaruit tenslotte de volwassen mier te voorschijn komt.

Veel mieren hebben . . . ‘koeien’. Vaak zijn dat bladluizen; soms echter ook sprinkhanen of kevers. Al deze dieren scheiden een zoete stof af, die door de mieren kennelijk als een lekkernij wordt beschouwd.

Twee merkwaardige miersoorten leven in tropische streken; het zijn de parasolmier en de trekmier.

Parasolmieren hebben tuinen en kweken kleine paddestoelen. De werkmieren van deze soort verzamelen stukjes blad, waarop deze paddestoelen kunnen leven. Als de mieren bezig zijn met het verslepen van deze stukjes blad lijkt het alsof ze met kleine parasols lopen.

Trekmieren marcheren van plaats naar plaats; ze bouwen bruggen en rustplaatsen van hun eigen lichaam. Deze mierensoorten kunnen bijzonder gevaarlijk zijn. Zelfs olifanten proberen zo ver mogelijk uit de buurt van deze krijgshaftige diertjes te blijven.

< >