Een half miljard jaar geleden werd het leven op aarde beheerst door de trilobiet. Dit dier werd later van de troon gestoten en opgevolgd door de vis, die op zijn beurt de heerschappij moest overlaten aan het reptiel.
Ook de reptielen moesten het veld ruimen; ze werden opgevolgd door de zoogdieren. Momenteel leven we in het Tijdperk van de Mens; staat de mens aan de top van het dierenrijk.De mens is biologisch gezien een zoogdier en behoort tot de familie der primaten. Zijn naaste ‘familieleden’ in het dierenrijk zijn de mensapen: de gorilla, de chimpansee, de gibbon en de orang oetan. Op enkele zeer belangrijke punten verschilt de mens echter aanzienlijk van deze naaste verwanten.
Alle levende wezens op aarde hebben een wetenschappelijke, Latijnse naam. Die van de moderne mens luidt ‘Homo sapiens’. ‘Homo’ is het Latijnse woord voor ‘mens’; ‘sapiens’ kan vertaald worden met ‘denkend’. Niemand kan met zekerheid zeggen waar of wanneer de eerste mens op aarde verscheen. Het is mogelijk dat dit een miljoen jaar geleden al gebeurd is. Met zekerheid weten we slechts dat er 500.000 jaar geleden al primitieve mensen waren; in de tijd dus die we de Ijstijd noemen en waarin dikke lagen ijs het noordelijk gedeelte van de wereld bedekten.
Als we denken aan de andere dieren, die in die tijd leefden, is het bijna onvoorstelbaar dat de mens zich temidden van hen kon handhaven. De mens immers was vele malen kleiner dan de mammoet en de mastodont; hij was aanzienlijk zwakker dan de holenbeer; veel langzamer dan paarden en herten en hij miste de ‘ingebouwde’ bewapening van de sabeltijger.
Toch had ook die primitieve mens een grote voorsprong op deze dieren. Hij beschikte over een grotere hersenmassa; hij had handen met een beweegbare duim en kon daarmee allerlei materialen hanteren; hij was in staat rechtop te lopen en had daarmee zijn handen vrij om te gebruiken. Bovendien was de mens uitgerust met ogen, die beide in dezelfde richting keken - wat tot gevolg had dat hij alles ‘met diepte’ zag en dus bijvoorbeeld heel gemakkelijk afstanden kon schatten. Met zijn betere hersens kon de primitieve mens middelen bedenken om zichzelf te helpen; met zijn handen en ogen kon hij zijn plannen uitvoeren. Zijn hersens stelden de mens ook in staat een taal te bedenken, waarin hij met zijn soortgenoten in kontakt kon treden; een voordeel, dat (voorzover bekend) geen enkel ander dier bezit.
Uit dit kontakt vloeide de mogelijkheid voort samen een bepaald werk te doen. De mens leerde al heel spoedig het werk te verdelen; een eigenschap die in het dierenrijk heel zeldzaam is en uitsluitend wordt aangetroffen bij mieren, termieten, bevers en bijen.
Het duurde heel lang voor de mens het schrift ontdekte; in feite kunnen we pas een paar duizend jaar onze gedachten op papier zetten. Om die reden zijn er van de eerste mens geen geschreven berichten bewaard gebleven. Kennis over de eerste mens kunnen we slechts vergaren uit de beenderen, wapens en werktuigen die we van tijd tot tijd opgraven.
De vroegste mens waarvan we het bestaan hebben aangetoond, heeft de naam ‘Neanderthaler’ gekregen. Hij was verspreid over drie continenten: Europa, Afrika en Azië. Duizenden jaren lang heeft de Neanderthaler de grotten en rotsholen van Zuid-Europa bewoond; levend in een tijdperk, dat we nu het Oud Stenen Tijdperk noemen, omdat alle wapens en werktuigen toen nog uit steen werden vervaardigd. De geschiedenis van de mens tot de uitvinding van het schrift kan beschouwd worden als een lange ladder. Enkele zeer belangrijke sporten van die ladder waren de uitvinding van de pottenbakkerskunst; de ontdekking van de kookkunst; het ‘temmen’ van dieren en planten; de ontdekking van het metaal; de uitvinding van eenvoudige werktuigen en de uitvinding van de spin- en weeftechniek.
Een interessante vraag is of de mens te zijner tijd van de troon zal worden gestoten, juist zoals in het verre verleden de vissen en de reptielen. De meeste geleerden beantwoorden de vraag ontkennend. Naar hun mening stellen zijn hersens de mens in staat zich aan alle mogelijke veranderingen aan te passen en alle andere soorten te overleven - mits hij kan voorkomen dat hij zichzelf vernietigt !