Er zijn talrijke jonge dieren, die in niets op hun ouders lijken. Een rups bijvoorbeeld zal bij niemand gedachten oproepen aan de schitterende pracht van de vlinder, die het ei legde, waaruit de rups te voorschijn is gekomen.
Kleine, witte maden en de vreemde, .springerige ‘komma’s’ in een regenbak lijken evenmin op hun ouders. Maden zijn jonge vliegen; engerlingen zijn geboren uit kevereitjes en het wriemelende regenbakvolkje bestaat uit pasgeboren muggebabies.Rupsen, maden en ‘komma’s’ zijn larven; zij zijn de jongen van dieren, die in hun jeugd verscheidene keren van gedaante verwisselen voordat ze volwassen worden.
Het is verrassend hoeveel diersoorten het larvenstadium moeten passeren. Sommige ervan zijn landdieren: vlinders bijvoorbeeld en verder motten, vliegen, kevers, bijen, wespen en mieren. Andere leven in zee; zeesterren, oesters, kreeften en eendemossels kennen allemaal een larvenstadium. Salamanders, muggen, kikkers en padden vormen een tussengroep; tijdens het larvenstadium leven ze in het water; in volwassen gedaante op het land. Sommige larven (zoals die van de meeste insekten) verpoppen zich na het larvenstadium; pas uit de pop komt het volwassen dier te voorschijn. Andere dieren slaan dat popstadium over en veranderen van een larf’ onmiddellijk in een volwassen dier.
De larven van sommige insekten zijn erg schadelijk. Rupsen en keverlarven kunnen bijvoorbeeld grote schade aanrichten in velden en bossen en worden door de mens uit alle macht bestreden.