Gouden horizon encyclopedie

Dr. B.M. Parker (1959)

Gepubliceerd op 07-10-2024

VISSEN

betekenis & definitie

Alle vissen leven in het water. Dat wil echter niet zeggen, dat alle dieren die in het water leven ook vissen zijn! Zelfs niet als we ze ‘vis’ noemen.

De walvis bijvoorbeeld is geen vis maar een zoogdier, dat levende jongen ter wereld brengt en ze aanvankelijk voedt met melk. Kenmerkend voor echte vissen is onder meer, dat ze met vinnen door het leven gaan in plaats van met poten en dat ze ademhalen door middel van kieuwen.Kieuwen onttrekken zuurstof aan de in het water opgeloste lucht. Het zijn dunne draadjes of plaatjes, die gemaakt zijn van levend weefsel. De zuurstof komt dwars door dit weefsel heen in het bloed terecht. De meeste vissen zijn niet in staat buiten het water adem te halen. Op het droge stikken ze zoals wij stikken in water. Een uitzondering vormen de longvissen, die naast kieuwen ook primitieve longen hebben. Die longen gebruiken ze als de poelen, waarin ze leven in de zomermaanden opdrogen.

Vinnen zijn onder water heel nuttig voor de voortbeweging. Door de staart heen en weer te bewegen, stuwt een vis zichzelf voorwaarts. De vinnen helpen het dier zich in evenwicht te houden en zijn lichaam te besturen. De meeste vissen hebben in hun lichaam zakjes, die gevuld zijn met gas. Deze ‘zwemblazen’ stellen de vis in staat onder water te stijgen of te dalen; respectievelijk door de druk van het gas te laten toenemen en afnemen.

Echte vissen hebben geen poten. Wel zijn er vissoorten, die hun vinnen af en toe als poten gebruiken en daardoor in staat zijn korte uitstapjes op het droge te maken. Een van deze vissen is de klimbaars.

Vissen zijn koudbloedig. Dat wil zeggen, dat hun lichaam dezelfde temperatuur heeft als het water, waarin ze leven. Sommige vissen kunnen uitzonderlijk lage temperaturen verdragen zonder letsel op te lopen. Experimenten met ingevroren vis hebben dat bewezen: nadat het ijs was gesmolten, zwommen de dieren weg alsof er niets gebeurd was.

Het menu van vissen is heel verschillend. Sommige soorten eten uitsluitend planten; andere zijn aangewezen op dierlijk voedsel; weer andere zijn omnivoor en zijn dus zowel met plantaardig als met dierlijk voedsel tevreden.

Vissen hebben wel ogen maar ze missen de oogleden. De meeste vissen hebben aan beide zijden van de kop één oog. Ook in dit opzicht zijn er echter uitzonderingen.

De bot en de schol bijvoorbeeld zwemmen op hun kant en dragen hun ogen daarom op de naar boven gekeerde zijde van hun kop.

De oren van een vis zijn onzichtbaar; ze liggen diep in de kop verborgen. Het gehoor van vissen is heel gekompliceerd, het geschiedt o.a. ook via de zwemblaas. Proeven hebben geleid tot het vermoeden, dat de meeste vissen een uitstekend gehoor bezitten. Ook het reukvermogen van vissen is uitstekend. De dieren zijn daartoe uitgerust met neusgaten, die een belangrijke rol schijnen te spelen in het leven van de vis. Ook de tastzin van vissen is goed ontwikkeld.

Sommige soorten dragen zelfs voelsprieten. Onbekend is nog of vissen ook proeven, wat ze eten. Waarschijnlijk gaan de dieren bij de keuze van hun voedsel af op de reuk.

Sommige vissoorten (het stekelbaarsje bijvoorbeeld) bouwen in de paartijd een nest en bewaken hun broedsel. De meeste doen dat echter niet en besteden geen enkele zorg aan eieren of jongen. Een aantal tropische vissen is ‘levendbarend’; de eieren blijven in het lichaam van de moeder tot de jongen zijn uitgekomen.

Verscheidene vissen zijn op volwassen leeftijd uitgerust met uitstekende aanvals- of verdedigingswapens. Voorbeelden zijn de zwaardvis, de zaagvis en de stekelrog. Jonge vissen echter bezitten zulke wapens nooit en vormen daardoor een weerloze en welkome prooi voor grotere dieren. De meeste vissenbabies hebben dan ook geen enkele kans om volwassen te worden. Veel vissen zouden dan ook al lang uitgestorven zijn als de wijfjes niet elk jaar grote aantallen eieren legden. Over de gehele wereld verspreid, komen ongeveer 15.000 verschillende vissoorten voor.

De meeste ervan zijn inderdaad ‘visvormig’. Er zijn echter ook vissen met een bijzonder merkwaardig uiterlijk zoals op de tekeningen bij dit artikel is te zien.

De grootste, nog levende vis is de walvishaai, die meer dan 15 m lang kan worden; een van de kleinste soorten is de gobie, die nooit groter wordt dan een cm. Vissen komen zowel in zout en in zoet als in brak water voor; sommige soorten verhuizen tijdens hun leven van de ene watersoort naar de andere.

Elk jaar worden er over de gehele wereld miljarden vissen gevangen om als voedsel te dienen. Bekende ‘consumptievissen’ zijn tonijn, zalm, haring, makreel, kabeljauw, schol en paling.

Tot de merkwaardigste leden van de vissenfamilie behoren de vijftig soorten, die elektriciteit kunnen opwekken en elektrische ontladingen gebruiken om zich te verdedigen of om hun prooi te doden. Een van de bekendste elektrische vissen is de sidderaal. Het dier is geen echte aal en dankt zijn naam alleen aan zijn palingachtig lichaam. Sidderalen kunnen meer dan twee meter lang worden en wegen vaak 20 tot 25 kg. Ze worden aangetroffen in de Amazone en de Orinoco, twee rivieren in het noorden van Zuid-Amerika.

Ook onder de roggen komen elektrische soorten voor. Roggen zijn brede, platte vissen. De sidderrog leeft in tropische zeeën; hij kan anderhalve meter lang en ruim 90 cm breed worden. De elektrische organen van dit dier liggen in de zijkanten van de kop: ze lijken veel op die van de sidderaal.

De sterrekijker is eveneens een elektrische vis. Hij is kleiner dan beide eerdergenoemde 'soorten en draagt zijn elektrische organen bovenop zijn kop. De sterrekijker ligt meestal half begraven onder het zand van de bodem en wacht in die houding op zijn prooi. Als kleinere dieren met de kop van de sterrekijker in aanraking komen, worden ze verdoofd en vormen op die manier een gemakkelijke prooi. Sterrekijkers worden zelden groter dan 30 cm en leven eveneens in tropische wateren. De elektrische meerval wordt bijna één meter lang en leeft in de zoete wateren van Afrika.

Het dier kan een zeer sterke stroomstoot opwekken, die in kracht nagenoeg gelijk is aan die van de sidderaal. De elektrische organen van deze vis zijn echter geheel anders van bouw dan die van de sidderaal en van de sidderrog. Ze vormen een soort vetlaag dicht onder de huid. De elektrische meerval kan een reeks zeer korte stroomstoten afvuren; daarna moet het dier eten en rusten voor het opnieuw stroom kan opwekken. Afbeeldingen van dit dier zijn aangetroffen op Egyptische tekeningen van meer dan 4000 jaar oud.

Bijna even oud zijn afbeeldingen van de wilde goudvis, die leeft in de rivieren van China en Japan en waarvan onze verschillende goudvissoorten afstammen. Een paar van die soorten zijn bij dit artikel afgebeeld.

De wilde goudvis is bepaald geen schoonheid. Hij is dofgroen van kleur; heeft kleine vinnen en een korte staart.

AI heel lang geleden ontdekten de Chinezen, dat goudvissen vrij gemakkelijk in leven te houden zijn in vijvers en aquaria. Het plan om uit de wilde goudvis fraaiere soorten te kweken, ontstond toen de Chinezen opmerkten, dat sommige van deze vissen op hun groene kleed, goudkleurige vlekken droegen. Zulke gevlekte vissen werden afgezonderd en met elkaar gekruist. Door voortdurende selectie en kruising ontstonden op die manier tenslotte vissen, die geheel goudkleurig waren.

Ongeveer 400 jaar geleden begonnen ook de Japanners met goudvissen te experimenteren. Evenals de Chinezen slaagden ze erin vissen met geheel nieuwe kleuren te ontwikkelen. Op de duur ontstonden zo zwarte, zilveren en gevlekte goudvissen.

Chinese en Japanse goudvissenkwekers ontdekten eveneens, dat de kleur niet het enige was, dat veranderd kon worden. Door een zeer zorgvuldige keuze en na lang experimenteren ontstonden goudvissoorten met sluierstaarten, met uiterst dunne schubben en met uitpuilende ogen.

Tegenwoordig worden overal ter wereld goudvissen gekweekt. Elk jaar worden er miljoenen verkocht aan eigenaars van vijvers en aquaria; elk jaar ook experimenteren de viskwekers met de bedoeling nieuwe soorten te verkrijgen.

Evenals alle huisdieren heeft ook de goudvis verzorging nodig en stelt hij eisen aan zijn omgeving. Een goudvis van vijf cm lengte heeft minstens 7½ liter water nodig om gezond te blijven. Dat water moet voldoende zuurstof bevatten, want anders kan het dier niet voldoende ademhalen. Een deel van die zuurstof dringt via het oppervlak het water binnen; voor de rest zorgen de groene planten, die eigenlijk in geen enkel aquarium mogen ontbreken. Planten immers scheiden zuurstof af als ze hun eigen voedsel produceren en nemen tegelijkertijd het koolzuur op, dat door de vissen wordt uitgeademd. Goudvissen kunnen gevoerd worden met insekten, wormpjes en watervlooien, die in gedroogde vorm in de handel verkrijgbaar zijn.

De dieren mogen echter niet overvoerd worden; ze mogen bijvoorbeeld per keer niet meer voedsel krijgen dan ze in vijf minuten kunnen verorberen. En meer dan één maaltijd per dag is beslist teveel.

Jarenlang zijn goudvissen praktisch de enige vissen geweest, die een plaatsje kregen in ons huis. Die alleenheerschappij hebben de dieren nu verloren; tegenwoordig gaat de voorkeur van de meeste aquariumliefhebbers uit naar tropische vissen. Evenals goudvissen zijn ze plezierig om naar te kijken; hebben ze prachtige kleuren en maken ze geen storende geluiden.

In de tropische wateren leven honderden grote en kleine vissoorten, haaien en barracuda’s incluis. De aquariumlielhebber verstaat onder ‘tropische vissen’ echter alleen die soorten, die klein zijn, helder van kleur en geschikt om in een (verwarmd) aquarium te worden gehouden of gekweekt.

Sommige van deze tropische vissen hebben de tropische zeeën of rivieren nimmer gezien.

Ze zijn door bekwame viskwekers ontwikkeld uit andere, in het wild levende soorten.

Veel tropische vissen zijn levendbarend. Ze leggen geen eieren; de jongen komen uit in het lichaam van de moeder en worden dan pas geboren.

De meeste tropische vissen zijn kannibalen.

D.w.z.: als ze kans krijgen, vreten ze hun jongen op zo gauw-die in het water verschijnen. Viskwekers moeten dan ook voorzorgsmaatregelen nemen om te verhinderen dat de jonge visjes spoorloos verdwijnen. Bezitters van een tropisch aquarium dienen er eveneens op te letten, dat het water in hun bakken op temperatuur blijft. De meeste tropische vissen immers gaan dood, zodra het water een paar graden kouder wordt dan ze gewend zijn.

In de aquariumhandel zijn ongeveer 300 soorten tropische vissen te koop. De bekendste ervan zijn de regenboogof miljoenenvisjes, die meestal guppies worden genoemd. Ze zijn niet alleen goedkoop maar kunnen ook vrij gemakkelijk gehouden worden. Op een van de tekeningen bij dit artikel staan enkele bekende tropische aquariumvisjes afgebeeld. Andere veelgekochte soorten zijn de black molly’s, de tandkarpertjes, de zebravisjes, de kegelvlekbarbeel, de maanvissen en de karperzalmen.

< >