Wat is de betekenis van wijs?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

wijs

(1979) (jeugd) geweldig: 'dat ziet er wijs uit.' • Wijs: prachtig. Rotterdam. NRC Handelsblad, 10/03/1979, over jeugdtaal) • (C.A.J. Hoppenbrouwers: Jongerentaal: de tipparade van de omgangstaal. 1991) • Wijs: leuk, te gek. (Jacomine Nortier: Murks en straattaal. Vriendschap en taalgebruik onder jongeren. 2001)

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

wijs

wijs - bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord 1. verstandig, wie veel weet ♢ mijn oma is een wijze vrouw 1. hij is niet wijzer [hij weet niet beter] 2. jij moet de wijste...

2024-04-26
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

wijs

Inz. van kinderen: braaf, lief, zoet.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Wijs

1. s., wize, toan, meldij; —je, deuntsje (it), wyske (it), trammelantsje (it), trantsje (it); van de —, fan ’e wize, fan ’t sintrum, fan ’t stik, fan ’e roai, fan ’e set, it boekje bjuster, út ’t stjûr. 2. adj. & adv., wiis; hij is niet goed —,...

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wijs

I. v. wijzen (1 manier van doen, gewoonte, gebruik; 2 zangwijs, melodie, aria; 3 modaliteit; 4 vorm van het w.w., dat de modaliteit uitdrukt): 1. gij moet dat op een andere wijs inrichten; bij wijze van proef; ‘t is maar bij wijs van spreken, zoals men zegt; naar mijn wijs van zien, zoals ik het inzie; de wijs (of: wijze), waarop; op generlei...

2024-04-26
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Wijs

(Lat. modus) noemt men in de grammatica de verschillende vormen, die het werkwoord bezit, tot uitdrukking van de modaliteit. In het Nederlandsch hebben wij afzonderlijke vormen voor den indicativus of aantoonende wijs, bijv. hij komt, den imperativus of gebiedende wijs, bijv. kom, en den conjunctivus of aanvoegende wijs, bijv. hij kome, welke laats...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wijs

I. v. (wijzen; -je) [~ weten] 1. Alom. manier van doen, handelen : dat gebeurt op deze -; op de gewone iets op een andere doen, inrichten; dat hangt af van de - waarop (dat geschiedt); op een of andere, generlei, gelijke -; bij wijze van proef, voorbeeld; bij wijze van spreken, zoals men zegt; naar mijn wijze van zien, zoals ik het inzie. Syn. &rar...