Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

zulle

betekenis & definitie

Hoor, hè; vaak als overbodige stoplap. (In de spreekt, in een groot aantal varianten, bijv. zunne).

Mijn compliment, zulle! BUYSSE 1959, 69.

’t Gaat me niet aan, zulle Charel! Maar ge moet nu maar ’t een of ’t ander zeggen! ... Alle mensen uit de straat komen me hier onder m’nen neus wrijven dat ze wèl weten wat er van de kwestie is met die meid, CLAES 1960, 7.

„Mijnheer Pastoor, de eerste haas die onder mijn handen komt... die is voor u, zulle”, CLAES 1976, 29.

< >