Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

kwestie

betekenis & definitie

1. Onenigheid, ruzie, twist; vooral in de verb. kwestie hebben, krijgen, zoeken (met iem.). Hem te verzoeken die avond elders te gaan dineren, dat was niet te doen, want zó mooi kon het niet ingekleed worden of het bleef in de grond toch altijd een belediging die Martin te baat kon nemen om kwestie te zoeken, iets waarvan de gevolgen niet te overzien waren, ELSSCHOT 1960, 55.

Ik voelde dat het maar beter was met die mensen van ’t Blauwhoedenveem geen kwestie te krijgen en keurde het thuis bestellen van die kist goed, al heb ik niet zo dadelijk monsters nodig, ELSSCHOT 1960, 451.

Ik wilde geen kwestie zoeken met een mens die ik niet kende en hij scheen ook te verstaan dat zijn lief van mij gene schrik moest hebben, CLAES 1960, 48.

2. In de verb. kwestie van - (gall., naar fr. question de), het is zaak (om) + infin.-constr., of: het is een kwestie van -; vaak ook weer te geven met een beknopte bijw. bijzin met om + infin.
J. en M. hebben nooit onthuld wat hun plannen waren indien ze toen wel in de woning waren binnengeraakt. Na een pintje, kwestie van over die eerste mislukking heen te komen, togen ze naar hun vrienden, Gazet v. Antw. 26/4/1977.

Een cinemabezoekje bij regenachtig weer (is) een aangename verpozing. Kwestie is van de gepaste film te vinden zodat degene die betaalt aan de kas tenminste waar voor zijn geld heeft, Gentenaar 12/8/1977.