Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

zegel

betekenis & definitie

1. In de rechtst.: de zegels leggen, (gerechtelijk) verzegelen; de zegels lichten, ontzegelen; de zegels breken, het zegel verbreken, de gerechtelijke verzegeling teniet doen.

Zoals reeds eerder gemeld, werd juist voor de aanvang van het zomerseizoen de toelating gegeven de zegels te leggen op het Casino, waarvan de gebroeders B. koncessiehouders zijn, Gazet v. Antw. 27/7/1977.

2. (Distributie)bon als maatregel van de overheid voor de verdeling van levensmiddelen e.d. bij schaarste (inz. in oorlogstijd); het brood is te koop op zegel, het brood is op de bon.

Sam.: benzinezegel,

- broodzegel,
- naftzegel e.d., benzinebon enz.;
- zegellegging, gerechtelijke verzegeling (Het gemeentebestuur van Middelkerke heeft in verband met die zegellegging verzet geakteerd bij de rechtbank te Oostende en meteen een schade-eis van 100.00 fr. per dag betekend, Gazet v. Antw. 27/7/1977).

< >