Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

voerder

betekenis & definitie

Pers. die een voertuig bestuurt: chauffeur, bestuurder (inz. van tram e.d.); soms bep.: koetsier.

Een taxi moet halt houden .... De voerder stapt uit. Op bevel van de patrouille opent hij de portieren, WEYTS 1950, 118.

Bruin, de voerder, raakt even met zijn kletsoor de manen van het paard, dat vlammend vooruitschiet, TEIRLINCK 1952, 1, 97.

Tegen de avond raakten we echter gekneld tussen legertroepen. De voerders moesten de karren bezijden de baan stellen, BOON 1961, 18.

Hoewel ikzelf geen auto bezit, weet ik toch wel wat een voerder op onze wegen lijden kan, Vrouw en Wereld febr. 1975, p. 34.

Toen we nog geen minuut later weer naar de hoofdweg rolden, was het net of een zweep boven het autodak door de lucht klapte. - Ze schieten! riep Jacob, de voerder, en hij doofde de koplampen, Vrouw en Wereld juni 1975, p. 17.

Wie geregeld met de tram rijdt, maakt dikwijls mee hoe de voerders op een opdringerige manier van hun voorrang gebruik maken, Gazet v. Antw. 21/4/1977.

De daders blijken twee jonge mannen te zijn geweest van ongev. 23-25 jaar, de voerder met lange blonde haren, de passagier met halflange, vermoedelijk blonde haren en slordig gekleed met grijze vest of stofjas. Zij verplaatsten zich met een grijze camionette met open laadbak, Boom 26/5/1978.

Ook o.a.: VAN AKEN 1958, 90. T.V.-strip 19/5/1978, p. 165.

Opm.: In de standaardt. uitsl. in sam., o.a. actie-, gezag-, woordvoerder.

Sam.: autovoerder (zie ald.);

- taxivoerder, taxichauffeur, taxibestuurder (De taxivoerder zet mijn valiezen op de stoep, JONCKHEERE 1947, 76.

Taxivoerders parttime, vast dienstverband, Gazet v. Antw. 3/6/1977);

- vrachtvoerder (zie ald.); vrachtwagenvoerder (Een chauffeur wordt door een vrachtwagenvoerder bedreigd: een soort symbool voor het noodlot, Bond 4/2/1977).