Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

bestuurder

betekenis & definitie

Pur. voor: directeur (van een bedrijf, een school e.d.); rector (van een middelbare school), hoofd (van een lagere school). Ook in de vr. vorm bestuurster, directrice.

Zelfs de oude bestuurder (van de school) was bezorgd kijkend op den drempel van zijn bureel komen staan, PEETERS 1931, 27.Nieuw onderhoor.... In den avond krijg ik bezoek van de Heer Bestuurder. Een zeer innemend goed mens, BROUNS 1951, 50.

Ik ben geen bestuurder van een armenhuis! BOON 1975, 126.

Sam.: bankbestuurder, bankdirecteur (Vrouw en Wereld nov. 1973, p. 13); gevangenisbestuurder (Rond 9 uur bracht de gevangenisbestuurder me een brief van H. met volgende inhoud, BROUNS 1951, 100); sportbestuurder, sportdirecteur (Tien jaar is Guillaume mijn sportbestuurder geweest. Ik moet eerlijk bekennen dat hij een van de beste sportdirekteurs was die ik in mijn carrière heb ontmoet, JANS/VAN LOOY 1972, 69).

< >