1. Etalage (van een winkel e.d.), vitrine.
Rond half augustus bieden plots alle uitstalramen in een ommezien hun winterse ideeën, Limburg 26/8/1976.
Zaterdagavond ... is een lichte personenwagen in de Dampoortstraat in het uitstalraam van een kledingzaak ... terechtgekomen, Gentenaar 9/5/1977.
Prachtig versierde uitstalramen met mooi en duur speelgoed brengen moeders en de kindjes weer van de wijs, Vrouw en Wereld nov. 1977, p. 23.
Vooral nu is het biezonder aangenaam om te flaneren langsheen de grote uitstalramen, waarin waardevolle antiek en voorwerpen uit grootmoeders tijd te pronken liggen, Gazet v. Antw. 26/8/1978.
De jongeman ... botste met het hoofd tegen een huisgevel, terwijl de motor met grote snelheid in het uitstalraam van een winkel werd geslingerd, Laatste Nieuws 1/8/1980.
Ook o.a.: DAISNE 1950, 100. DE PILLECYN 1962, 203. VAN AKEN 1965, 62. VAN HECKE 1966, 15. LEYS 1970, 17.
2. Groot glasraam van een winkel e.d.; winkelraam. (Niet altijd duidelijk te scheiden van de onder 1 genoemde bet.).
Een winkel van elektronische toestellen flitste wit televisielicht de straat in. Mensen drumden tegen het uitstalraam, alsof niet ieder van hen thuis een televisietoestel bezat, VAN REMOORTERE 1965, 37.
Allerlei schunnigheden op uitstalramen van joodse winkels kalken, VAN DEN BROECK 1972, 91. Letterschilderen op uitstalramen - auto’s - panelen - spandoeken enz., Advert. (ed. Rupel) 24/8/1976.
Juwelier B. ... kreeg ... de 70.000 fr. voor verlies van juwelen en 5.385 fr. voor materiële schade aan de uitstalraam toegewezen, Gazet v. Antw. 26/6/1977.
Opm.: In de standaardt. volledig ongebr. (freq. 0). Uitstalraam is in Nederl. een woord dat uitsl. in woordenboeken voorkomt ter omschrijving van etalage, vitrine enz.