In de verb. laten, doen uitschijnen, laten uitkomen, te kennen geven, aantonen; laten blijken.
De vergelijking doet talrijke verschillen in de groepering der functies uitschijnen, Schrijft. 1966, 106.
Formateur Tindemans liet uitschijnen dat de onderhandelaars deze werkwijze ook verder zouden gebruiken, Gentenaar 10/5/1977.
Volgens woordvoerders is men veel minder vergevorderd dan dr. Wynen laat uitschijnen. Sommige streken van het land zijn «overdokterd» maar de uitvoerende macht zou hier een vestigingsmaatregel moeten invoeren, Gentenaar 15/5/1977.
Antwerp en Victory komen niet in de lijst voor die vooral laat uitschijnen, dat er bij Anderlecht, ECWS Ganzenvijver en Wellington heel wat verschuivingen te verwachten zijn, Gazet v. Antw. 1/8/1980.
Opm.: In de standaardt. wel in de bet.: te voorschijn doen komen, in toep. als iemands voortreffelijkheid doen uitschijnen.