Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

trousseau

betekenis & definitie

Uitzet van een bruid; ook: babyuitzet, uitzet van een kostschool-leerling e.d.

Ik ben natuurlijk druk bezig met mijn trousseau: wit linnen en ondergoed en zoo. Ik heb twaalf combinaisons en twaalf fijn zijden hemden gekocht, WALSCHAP 1939, 38.

Zonder die drie honderd bankbriefjes van duizend in haar trousseau was het huwelijk wel nooit tot stand gekomen, BRULEZ 1950, 46.

Opm.: In de standaardt. zo goed als volledig veroud. (freq. 0).

< >