Schommel; soms bep.: draaimolen (op een kermis).
Touters, zwiermolens, ... en den laatsten tijd „botsauto’s” vullen de reeks „barakken” aan (op de kermis), PEETERS, Eigen Aard 420 (1946).
In de blauwe kramen en op touter en paardjesmolen steken ze de lampen en lantaarns aan en de reuk van bier en pijpen komt uit de openstaande herbergdeuren, DE PILLECYN 1962, 96.
Een paardemolen wordt ook al opgetimmerd: met de gratis bonnetjes die de middenstanders uitdelen aan de vaders en moeders, mogen de kleintjes op die touter rondtoeren, Gentenaar 27/7/1977.