Wat is de betekenis van Touter?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Touter

m. (-s), (gew.) schommel, schop.

2025-07-16
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

touter

(zn) schommel WB.

2025-07-16
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

touter

(de, -s) schommel.

2025-07-16
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

touter

Schommel; soms bep.: draaimolen (op een kermis). Touters, zwiermolens, ... en den laatsten tijd „botsauto’s” vullen de reeks „barakken” aan (op de kermis), PEETERS, Eigen Aard 420 (1946). In de blauwe kramen en op touter en paardjesmolen steken ze de lampen en lantaarns aan en de reuk van bier en pijpen...

2025-07-16
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

touter

zie tout II.

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

touter

m. -s, toutertje; schommel.

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

touter

m. (-s) Gew. schommel.

2025-07-16
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

touter

touter, - m., schommel; „touteren” : schommelen.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Touter

Touter - m. (-s), (gew.) schommel, schop.